Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Of wat samenvoeging heeft [31]de tempel Gods met de afgoden? Want [32]gij zijt de tempel [33]des levenden Gods; gelijkerwijs [34]God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. 31. Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd. 32. Namelijk die in Christus gelooft, Ef.2:21,22; 1 Petr.2:5. 33. Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand.17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden. 34. Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev.26:11,12, ten dele uit Ezech.37:26.